Criteria Deliveroo-arrest
Op 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad in het Uber-arrest een drietal prejudiciële vragen beantwoord die van groot belang zijn voor de ondernemerskwalificatie en met name de handhaving op schijnzelfstandigheid. Het Uber-arrest bouwt voort op het in maart 2023 gedane uitspraak in het Deliveroo-arrest.
In het Deliveroo-arrest van 24 maart 2023 heeft de Hoge Raad een negental criteria opgesteld aan de hand waarvan bepaald moet worden of er sprake is van ondernemerschap of niet. Deze 9 criteria worden hier in het kort nog even opgesomd:
- De aard en de duur van de werkzaamheden;
- De manier waarop de werkzaamheden en werktijden zijn bepaald;
- De mate waarin de werkzaamheden en opdrachtnemer onderdeel zijn van de organisatie van de opdrachtgever;
- Is er wel of geen verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren?
- Op welke manier zijn de afspraken tussen partijen tot stand gekomen?
- Hoe is de hoogte van de beloning bepaald en hoe wordt deze uitbetaald;
- De hoogte van de beloning;
- De mate waarin de opdrachtnemer bij de opdracht commercieel risico loopt;
- De mate waarin de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt (waaronder het aantal opdrachtgevers).
De belastingdienst, ondersteund door de politieke besluitvormers, stelde steeds bij haar bedrijfsbezoeken bij opdrachtgevers, dat als een zzp-er hetzelfde werk deed als een werknemer dat zij aangemerkt moeten worden als schijnzelfstandige. Dus alle werkenden die hetzelfde werk doen bij een bepaald bedrijf zijn werknemers. Dit standpunt is niet alleen onjuist maar ook onrechtmatig. Immers of er sprake is van ondernemerschap of niet moet holistisch bekeken worden waarbij alle feiten en omstandigheden meegenomen moeten worden en waarbij het ene ondernemerscriterium niet meer waard is dan de ander. Er is geen rangorde in de ondernemerscriteria.
Dit onrechtmatige standpunt en handelswijze van de belastingdienst zorgde ervoor dat er (ten onrechte) grote angst werd gecreëerd bij de opdrachtgevers om nog zzp-ers in te huren en ten tweede gaf het de mogelijkheid voor de belastingdienst om collectief voor de groep schijnzelfstandigen (ten minste volgens de belastingdienst) een collectieve naheffingsaanslag loonheffingen op te leggen.
Door dit standpunt van de belastingdienst wordt nu echter met dit Uber-arrest een dikke streep gezet.
Oordeel Hoge Raad in het Uber-arrest
De Hoge Raad heeft namelijk in het Uber-arrest het volgende geoordeeld:
- Het ondernemerschap (zie punt 9 in het Deliveroo-arrest) is een gelijkwaardig onderdeel bij de holistische weging van de arbeidsrelatie. het ondernemerschap weegt derhalve even zwaar als de andere punten. Er is mitsdien geen sprake van een rangorde tussen de gezichtspunten.
- Hetzelfde type werk kan door zowel een werknemer als een zelfstandige naast elkaar worden gedaan. Het is derhalve niet mogelijk om enkel op basis van het type werk of de functie te bepalen of iemand werknemer dan wel zelfstandige is.
- Ook omstandigheden die buiten de werkrelatie liggen, zijn relevant voor de weging of iemand al dan niet in zelfstandigheid werkzaam is.
Gevolg van deze uitspraak is dat de belastingdienst zich niet simpelweg uitsluitend kan steunen op de mededeling dat de zzp-er hetzelfde werk doet als de werknemers van dat bedrijf. Een dergelijk standpunt houdt geen stand bij de rechter. De belastingdienst zal het hele scale van criteria moeten aflopen om de rechter te overtuigen dat er sprake is van schijnzelfstandigheid.
Geen collectieve naheffingsaanslag
Een ander belangrijk aspect dat voortvloeit uit deze uitspraak is dat de belastingdienst geen collectieve naheffingsaanslag meer kan opleggen bij de opdrachtgever. Als een zzp-er simpelweg over één hoop gegooid kon worden met alle werknemers van het bedrijf van de opdrachtgever (omdat zij hetzelfde werk doen), dan kon de belastingdienst volstaan met het opleggen van één naheffingsaanslag loonheffingen bij de opdrachtgever ten aanzien van alle zzp-ers die daar werkten.
Dan kan nu niet meer. Per zzp-er moet nu bekeken worden of hij/zij een echte zzp-er is of een schijnzelfstandige. Dus als bijvoorbeeld een zorginstelling 200 zzp-ers heeft ingeschakeld om te kunnen (blijven) voldoen aan haar wettelijke zorgplicht, dan dient de belastingdienst al deze 200 zorgverleners apart te benaderen óf bij hen sprake is van echt fiscaal ondernemerschap of van schijnzelfstandigheid.
Dit betekent dat het onderzoek naar schijnzelfstandigheid zich op het niveau van de zzp-er gaat afspelen. De zzp-er zal door de belastingdienst onderzocht worden op (schijn) zelfstandigheid. De belastingdienst zal elke zzp-er afzonderlijk moeten afgaan.
Deze uitspraak zal de gevolgen van de opheffing van het handhavingsmoratorium bij de opdrachtgevers geheel of grotendeels teniet (moeten) doen. Deze uitspraak dient bij opdrachtgevers de angst te moeten ontnemen voor grote naheffingsaanslagen loonheffingen van de belastingdienst. Daarnaast blijft het uiteraard van belang om zowel de positie van de zzp-er en de organisatie van de opdrachtgever middels een Fiscale Risico Scan goed door te lichten zodat de arbeidsrelatie tussen de zzp-er en de opdrachtgever voldoet aan de 9 criteria van het Deliveroo-arrest.
Fiscale rechtshulp
De uitspraak van de Hoge Raad zal er wel voor zorgen dat de kans dat de zzp-er te maken krijgt met een geschil met de belastingdienst schijnzelfstandigheid groter wordt. Al meer dan 10 jaar begeleid De Kroon Adviseurs zzp-ers in bezwaar- en beroepsprocedures inzake schijnzelfstandigheid. Tot nu toe hebben wij alle procedures gewonnen. Uiteraard geeft dit geen garantie voor de toekomst, maar toch.. Wil je als zzp-er fiscaal-juridisch beschermen tegen (onterechte) acties van de belastingdienst omtrent schijnzelfstandigheid, dan kan je kiezen voor onze module Fiscale Rechtshulp voor slechts € 20,00 per maand (ex BTW). Deze Fiscale rechtshulp wordt gedaan op basis van "no cure no pay". Dus je hoeft alleen te betalen als wij de procedure voor jou winnen. Voor meer informatie.