Drie BTW situaties
In de aangifte omzetbelasting moet je aangeven wat jouw omzet is geweest in één van de 4 kwartaaltijdvakken. Bij het invullen van de aangifte zijn er 3 mogelijkheden:
- je hebt uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht. Stel € 1.500
- je hebt uitsluitend belaste prestaties verricht. Stel € 500
- je hebt zowel vrijgestelde (€ 1.500) als belaste prestaties (€ 500) verricht.
Verschuldigde omzetbelasting
ad 1. BTW-aangifte en vrijgestelde omzet
Als er aan jou een aangiftebiljet is uitgereikt, dan moet je ook in situatie 1 jouw omzet vermelden. Dus in de aangifte vermeld je onder de post "1e Leveringen/ diensten belast met 0% of niet bij u belast" jouw omzet van € 1.500. Je geeft dus wel uw omzet aan in uw BTW-aangifte, maar je hoeft daar geen omzetbelasting over af te dragen.
ad 2. BTW-aangifte en belaste omzet
Als je belaste omzet heeft, dan moet je dit aangeven bij post "1a Leveringen/diensten belast met 21%"
Je geeft eerst aan de omzet exclusief BTW (de gefactureerde opdrachtvergoeding) en vervolgens in de tweede kolom de verschuldigde BTW over deze omzet. Dus de omzet exclusief BTW is € 500 en in de tweede kolom vermeld u € 105 (€ 500 x 21%) aan verschuldigde BTW.
ad 3. BTW-aangifte bij zowel vrijgestelde als belaste omzet
Het is ook mogelijk dat je in een kwartaal zowel vrijgestelde prestaties verricht als belaste prestaties.
Uitgaande van bovenstaande omzet geef je dus onder post 1e een vrijgestelde omzet aan van € 1.500 en onder post 1a een belaste omzet van € 500. Uitsluitend over deze € 500 betaal je dan € 105 omzetbelasting.
Jouw totale omzet over dat kwartaal is dan € 1.500 + € 500 = € 2.000. Je betaalt echter slechts BTW over de omzet van € 500.
Aftrek voorbelasting
Uitsluitend belaste omzet
Als je belaste omzet hebt, dan dien je hierover omzetbelasting te betalen. In het vorige voorbeeld was jouw omzet € 500. De omzetbelasting daarover bedraagt 21% x € 500 = € 105.
Dit hoeft echter niet het bedrag te zijn dat je moet betalen aan de belastingdienst. Je kan hierop namelijk in mindering brengen de omzetbelasting, die is begrepen in jouw aan- en inkopen. Stel je koopt een laptop voor jouw onderneming met een aankoopprijs van € 350 exclusief 21%BTW. De BTW bedraagt dan (afgerond) € 74. Deze BTW over de aankoop wordt "voorbelasting" genoemd. Deze voorbelasting kan in mindering gebracht worden op de verschuldigde BTW.
In ons voorbeeld bedraagt de verschuldigde BTW € 105
Hierop kan dus in mindering gebracht worden de voorbelasting van € 74
Per saldo hoeft u dus aan de belastingdienst te betalen slechts € 31
Geen aftrek voorbelasting bij vrijgestelde omzet
Uitsluitend vrijgestelde omzet
Als je uitsluitend vrijgestelde omzet heeft, dan kan je geen voorbelasting in aftrek brengen.
In ons voorbeeld is jouw omzet van € 1.500 geheel vrijgesteld. Je hoeft helemaal geen BTW te betalen over deze omzet. In dat geval kan je de BTW van € 74 over de aanschaf van jouw laptop niet als voorbelasting in aftrek brengen. Het gevolg is een zogeheten "nihil-aangifte": de BTW over jouw omzet is € nihil en jouw voorbelasting is ook € nihil (nihil betekent € 0).
Zowel belaste als vrijgestelde omzet
Als je zowel belaste als vrijgestelde omzet heeft, dan dient de voorbelasting gesplitst te worden in aftrekbare voorbelasting en niet-aftrekbare voorbelasting. Deze splitsing wordt gebaseerd op de verhouding belaste/vrijgestelde omzet.
In ons voorbeeld is de totale omzet € 2.000 (€ 1.500 vrijgestelde omzet en € 500 belaste omzet)
De vrijgestelde omzet bedraagt derhalve € 1.500 / € 2.000 = 75% van de totale omzet en de belaste omzet derhalve 25% van de totale omzet. De verhouding vrijgestelde / belaste omzet is derhalve 75% / 25%.
De voorbelasting wordt dan als volgt gesplitst :
de aftrekbare voorbelasting bedraagt 25% x € 74 = € 19
de niet-aftrekbare voorbelasting bedraagt 75% x € 74 = € 55
De verschuldigde omzetbelasting over de belaste omzet bedraagt € 105
De aftrekbare voorbelasting bedraagt € 19
Per saldo te betalen BTW € 86