De 9 ondernemerscriteria van de Hoge Raad (Deliveroo-arrest)
Onlangs heeft de Rechtbank van Den Haag 10 juni 2025 een uitspraak gedaan over de vraag of er sprake was van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht
Het gaat in deze zaak om de vraag of de samenwerking tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter is van oordeel dat (steeds) sprake is (geweest) van een overeenkomst van opdracht. In deze zaak wilde de sociaal werker juist aangemerkt worden als werknemer en wilde de contractuele relatie laten aanmerken als een arbeidsovereenkomst. De kanton rechter ging hier echter niet in mee en oordeelde dat de relatiee diende te worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. In deze uitspraak is de sociaal werker de verzoeker en de Stichting is de verweerster.
Voor de beantwoording van de vraag of de contractuele relatie moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst of als een (voortgezette) opdrachtovereenkomst toetst de kantonrechter de contractuele relatie aan de criteria die opgesteld zijn door de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest.
Deze criteria zijn als volgt:
- de aard en duur van de werkzaamheden
- de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald
- de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht
- het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
- de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is
- de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd
- de hoogte van deze beloningen
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen
Hieronder zullen we het oordeel van de kantonrechter op deze criteria afzonderlijk behandelen.
Beoordeling van de afzonderlijke criteria
- de aard en duur van de werkzaamheden
Oordeel kantonrechter
De verlenging van het noodhulpprogramma is steeds afhankelijk geweest van gemeentelijke besluiten. Er was dus sprake van een noodhulpprogramma met een tijdelijk karakter. Verzoeker (de sociaal werker) was hiermee bekend. Hij wist dat verlenging van het programma en dus het door hem te verrichten werk afhankelijk was van de gemeentebesluiten. De kantonrechter is mitsdien van oordeel dat de aard van de werkzaamheden en de afgesproken duur van de samenwerking, aanwijzingen vormen dat er sprake is van een opdrachtovereenkomst.
- de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald
Oordeel kantonrechter
Vaststaat dat de werkzaamheden voornamelijk overdag verricht moesten worden, aangezien de werktijden samenhingen met de openingstijden van POO= en GOO-locaties. Verzoeker mocht zelf in overleg zelf zijn werktijden bepalen. Hij was vrij zijn eigen agenda te beheren en de start en eindtijd van zijn werkzaamheden te bepalen. Hij bepaalde zijn eigen werktijden. Een door opdrachtgever gegeven voorbeeld betreft het door verzoeker lunchen met sociaal werkers, waarna verzoeker naar huis ging, terwijl anderen weer aan het werk gingen. Het voorgaand levert naar het oordeel van de kantonrechter een aanwijzing op dat er sprake is van een opdrachtovereenkomst.
- de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht
Stelling Verzoeker
Verzoeker stelde dat zijn werk was ingebed in de organisatie en een structureel onderdeel daarvan was. Hij werd namelijk op de website van de Stichting genoemd, hij droeg kleding van de Stichting en was zo dus voor derden herkenbaar. Hij sloot zich ook aan bij overleggen en trainingen. Hij kreeg net als andere werknemers een kerstpakket. Andere sociaal werkers, met wie hij zijn werk afwisselde, waren (ook) op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam. Ook heeft Stichting hem meermaals een arbeidsovereenkomst aangeboden, omdat Stichting de voorkeur had de samenwerking op grond van een arbeidsovereenkomst te organiseren. Verzoeker diende zich ook ziek te melden conform het protocol van de Stichting.
Stelling Stichting
De Stichting heeft hiertegen het volgende op geantwoord. Verzoeker was op de website benoemd en droeg een jas van de Stichting, omdat Verzoeker namens de Stichting langsging bij potentiële werkgevers en deze potentiële werkgevers op de website zouden moeten kunnen zien dat Verzoeker hen inderdaad namens de Stichting benaderde.
Verzoeker was niet verplicht deel te nemen aan de overleggen en trainingen en deed dit ook geregeld niet. Bovendien is het deelnemen aan een overlegstructuur nodig voor een goede samenwerking en duidt dit niet op inbedding van Verzoeker in de organisatie en bedrijfsvoering van de Stichting.Verzoeker kreeg als ZZP-er juist een ander kerstcadeau dan werknemers van de Stichting. De Stichting erkent dat zij Verzoeker een arbeidsovereenkomst aangeboden heeft, maar dat Verzoeker zelf niet op basis van een arbeidsovereenkomst wilde werken, waardoor hij ook anders werd behandeld dan de werknemers van de Stichting. Verzoeker moest zich bij ziekte telefonisch ziekmelden bij zijn leidinggevende, en hoefde HR hiervan niet schriftelijk op de hoogte te stellen, zoals werknemers van de Stichting dit wel moesten doen. Er werden ook geen functioneringsgesprekken gevoerd.
Oordeel kantonrechter
Verzoeker hoefde zich niet bij HR ziek te melden.
Verzoeker was niet verplicht overleggen en trainingen bij te wonen, maar mocht naar eigen inzicht deelnemen.
Verzoeker kreeg juist een ander cadeau voor kerst dan werknemers, zoals via Whatsapp ook aan Verzoeker is medegedeeld.
Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat Verzoeker (niet) volledig ingebed is in de organisatie en de bedrijfsvoering van de Stichting, maar juist dat Verzoeker los stond van de gebruikelijke organisatie en bedrijfsvoering van de Stichting. Dat het nodig was dat Verzoeker op de website van de Stichting genoemd werd als sociaal werker, en dat Verzoeker in een herkenbare jas van de Stichting langs POO-locaties ging, maakt dit oordeel niet anders. De Stichting mag immers ook van een zelfstandige verlangen dat hij herkenbaar is richting derden, aangezien deze zelfstandige dan vanuit de Stichting handelde.
De kantonrechter oordeelt dat de besproken omstandigheden op dit onderdeel aanwijzingen vormen dat er sprake is van een opdrachtovereenkomst.
- het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
Stelling Verzoeker
Volgens Verzoeker diende hij de arbeid persoonlijk te verrichten en mocht hij zich dus niet laten vervangen. In geval van ziekte of vakantie diende hij de werkzaamheden over te dragen aan de werknemers binnen de organisatie.
Stelling Stichting
De Stichting heeft aangevoerd dat dit nooit onderwerp van gesprek is geweest en dat in de door haar getekende overeenkomst ter zake ook niets is opgenomen, maar dat het Verzoeker vrij stond zich te laten vervangen.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter is van oordeel dat de ingenomen stellingen en betwistingen over een weer geen duidelijke aanwijzing opleveren dat sprake is van een opdrachtovereenkomst of van een arbeidskomst.
- de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is
Het was juist Verzoeker die wilde dat de samenwerking in de vorm van een opdrachtovereenkomst werd gegoten. Verzoeker heeft volgens de Stichting zelf een (model)overeenkomst van opdracht opgesteld, met haar eigen logo en deze opgestuurd naar de Stichting. Ook is er volgens de Stichting onderhandeld over zijn uurtarief. Dit wijst naar het oordeel van de kantonrechter op een ook na september 2024 voortgezette overeenkomst van opdracht.
- de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd
Uit de factuur die door de Stichting in het geding is gebracht blijkt dat Verzoeker maandelijks het aantal gewerkte dagen heeft gefactureerd aan de Stichting, waarbij telkens het (onderhandelde) uurtarief van € 55,- is vermeld. Niet in geschil is dat de Stichting deze facturen ook heeft betaald en dat zij geen loonstroken heeft verstrekt terwijl overigens ook niet is gesteld of gebleken dat Verzoeker daarom eerder heeft gevraagd. Het voorgaande vormt een aanwijzing dat er sprake is van een opdrachtovereenkomst.
- de hoogte van deze beloningen
Stelling Stichting
De Stichting stelt dat de hoogte van de beloning van € 55,0 per uur fors hoger is dan het tarief waar het rechtsvermoeden uit het wetsvoorstel VBAR vanuit gaat, namelijk € 33,00 per uur. Ook vergelijkt de Stichting het tarief van Verzoeker met het uurloon van minimaal € 21,28 bruto en maximaal € 32,30 van een werknemer in een vergelijkbare functie (sociaal werker HBO) op grond van de standaard-cao Sociaal Werk. Verzoeker verdient ruim het dubbele.
Oordeel kantonrechter
Omdat de beloning van Verzoeker dusdanig verschilt van de beloning van werknemers van de Stichting, en gezien de omstandigheid dat de standaard=cao Sociaal Werk van toepassing is indien tussen Verzoeker en de Stichting een arbeidsovereenkomst bestaat, impliceert de hoogte van de overeengekomen beloning het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt
Oordeel kantonrechter
Dat Verzoeker commercieel risico liep op het gebied van beloning is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan. De hoogte van de beloning was immers niet afhankelijk van het werkaanbod of het behalen van bepaalde targets. Hierin is dan ook geen aanwijzing te vinden voor de aanwezigheid van een opdracht.
De bepalingen uit de overeenkomst over de aansprakelijkheid voor kosten en schade door toedoen of nalaten van Verzoeker, leveren wel weer een aanwijzing op van een overeenkomst van opdracht, omdat er een risico voor Verzoeker overeengekomen is dat groter is dan het risico dat op een werknemer zou rusten.
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter is van oordeel dat Verzoeker zich als ondernemer kon gedragen in het economisch verkeer en dat Verzoeker dit ook heeft gedaan. Daarbij betrekt de kanorechter het volgende:
- Verzoeker is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder diens handelsnaam Stabiel Zorg;
- Verzoeker stuurde facturen naar de Stichting namens Stabiele Zorg;
- Verzoeker noemt op LinkedIn dat hij voor meerdere opdrachtgevers tegelijk werkzaam is;
- Verzoeker heeft een eigen website stabielzorg.nl
De kantonrechter oordeelt dus dat deze omstandigheden aanwijzingen vormen dat steeds sprake is geweest van een overeenkomst van opdracht
Conclusie
Gelet op alle hiervoor besproken omstandigheden, in onderling verband bezien, komt de kantonrechter tot de slotsom dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Partijen hebben zich naar het haar oordeel bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en plichten) en de wijze waarop zij aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven meer als opdrachtgever en opdrachtnemer gedragen dan als werkgever en werknemer. De kanonrechter merkt de verhouding tussen partijen dan ook aan als een overeenkomst van opdracht.